
Het artikel ‘Een hartig woordje over indexering’ in de nieuwsbrief van oktober behandelde blijkbaar een paar onderwerpen waar vele lezers mee zaten. We besloten om een addendum te schrijven. Net zoals het oorspronkelijke artikel verbloemt ook dit artikel de moeilijkheden van indexering niet. Maar we behandelen ook de vraag: ‘Moet indexeringswerk perfect zijn om de moeite waard te zijn?’ Als uw antwoord een volmondige ‘NEE!’ is, dan kunt u dit hartig woordje gebruiken.
Beginners hebben hulp nodig!
De helft van de nieuwe indexeerders raken niet voorbij hun vijfde batch. Veertig procent raakt zelfs niet voorbij de derde batch. Het aantal redenen waarom ze ermee stoppen is legio: het handschrift is te moeilijk, de regels zijn te ingewikkeld, het programma is onduidelijk enzovoort. De oplossingen voor die problemen zijn ook uiteenlopend, maar één oplossing steekt er kop en schouders bovenuit: als nieuwe indexeerders met hun eerste batches hulp en aanmoediging van een ervaren indexeerder krijgen, is de kans veel groter dat ze blijven indexeren.
Als u een vriend met indexeren hebt laten kennismaken, hoofd indexering van de ring of groepsleider bent, laat ze dan niet alles zelf uitzoeken. Het indexeringsproces zou inderdaad makkelijker moeten zijn, en dat komt ooit nog wel, maar het is niet bijster ingewikkeld. Als iemand met ervaring de tijd neemt om nieuwe vrijwilligers door de eerste batches te helpen, krijgen ze de kennis en het vertrouwen om later andere indexeringsproblemen aan te pakken. U geeft uw kind toch ook niet alleen een duwtje als het voor het eerst leert fietsen? Indexeerders zijn niet veel anders. Laat dat figuurlijke fietszadel alstublieft niet los tot u weet dat ze het kunnen zonder te vallen!
Er zijn veel vrijwilligers nodig — vooral buiten de Verenigde Staten
Op het moment van schrijven hebben ruim 200.000 vrijwilligers in de Verenigde Staten in 2015 geïndexeerd of gearbitreerd. Dat is iets minder dan in 2014, maar nog steeds enorm veel meer dan Brazilië, het land met het op één na hoogste aantal vrijwilligers, namelijk 10.000. De andere landen in de top tien zijn Peru (iets minder dan 10.000), Mexico, Canada, het Verenigd Koninkrijk, de Filipijnen, Guatemala, Venezuela, Honduras en Australië. Kortom: als je alle andere landen bij elkaar zou optellen, kom je nog niet in de buurt van de VS.
Dat is een van de redenen waarom mensen in landen waar geen Engels gesproken wordt hun voorouders zo moeilijk kunnen vinden en waarom ze zo weinig vermeldingshints krijgen. Dat moet veranderen. FamilySearch doet veel moeite om Amerikanen die een andere taal machtig zijn, zoals Spaans, Portugees, Italiaans of Frans, aan te moedigen om in die taal te indexeren. Maar dat is niet voldoende. We hebben wereldwijd mensen nodig wier moedertaal niet het Engels is. Ze moeten de uitdaging aannemen om de documenten uit hun land te indexeren en arbitreren. En als er geen projecten voor hun land zijn, dienen ze andere projecten in hun taal te zoeken. Gelieve te helpen waar er documenten beschikbaar en nodig zijn.
Tot zover het hartig woordje. Als u graag een hartig woordje over een bepaald onderwerp krijgt, stuur uw suggestie dan naar fsindexing@familysearch.org